architectuur

1. wat is architectuur?

    Alles in Nederland is bedacht. Door wie?

     - Planologen: denken na over grote gebieden

    - Civiele techniek: houdt zich bezig met het ontwerpen van bruggen, viaducten, etc.

    - Architecten: houden zich vooral bezig met de gebouwen

   Waaraan moet een gebouw voldoen?

    - Het ziet er mooi uit (het uiterlijk)

    - Het is bruikbaar voor de functie waarvoor het is gebouwd

    - Het is degelijk en voldoet aan alle eisen op het gebied van veiligheid (goede constructie)

    - Het past goed in de omgeving: het stedelijk landschap

2. architectonische middelen

   Middelen die een architect tot zijn beschikking heeft om een gebouw te onderscheiden van andere gebouwen:

    - De vorm

    - De grootte

    - Het materiaal van de zichtbare buitenkant; de huid

2.1 Vorm

   De spel van de lijnen.

    - Geometrische vormen

    - Organische vormen

   Geometrische vormen

    - Vooral in de 20ste eeuw, door de uitvinding van nieuwe technieken en bouwmaterialen.

   Organische vormen

    - Vooral in de 19e eeuw. Natuur en bovennatuurlijke kwamen terug in de architectuur.

2.2 Grootte

  Afhankelijk van:

   - Budget

   - Gebruik en behoefte van opdrachtgever

2.3 Het materiaal van de zichtbare buitenkant; de huid.

   Moet passen bij de gewenste uitstraling.

3. architectuurstijlen

  Naast moderne architectuur blijft men ook traditioneel bouwen. Moderne gebouwen naast ‘oude’ gebouwen.

  Tegenwoordig hebben gemeentebesturen en toekomstige bewoners meer invloed op de manier van bouwen. Het wonen moet vooral aangenaam zijn.

4. gebouw-architect-gebruiker

  De weg van ontwerp naar gebruiker

   - Idee van opdrachtgever

   - Inschrijving architecten

   - Bestemmingsplan

   - Welstandscommissie

   - Aannemer / uitvoerder

4.1 Het gebouw

  - Met welk doel is het gemaakt? Wat is de functie?

   - Wie is de opdrachtgever? Gemeente, particulier?

 

   - Oplevering