1. Wat is theater?

Wanneer theater:

  • Speelvlak
  • Spelers
  • Publiek

Waar theater:

  • Theaterzaal of schouwburg (lijsttoneel of vlakkevloertheater)
  • Theater op locatie

2. Theatrale middelen

      Spel, Mise-en –scène, Grime, Kostuums, Decor, Licht, Muziek- en geluidseffecten, Video- en filmprojecties

 

Functie van theatrale middelen:

  • Verhalende functie

       invloed op sfeer van de voorstelling en de emoties van het publiek

  • Symbolische functie

       verwijzen naar een achterliggende betekenis

3. Theatergenres

  • Toneel; tragedie, komedie, tragikomedie         
  • Cabaret; tekstcabaret, fysiek cabaret, muzikaal cabaret
  • Muziektheater; musical, opera, operette
  • Dans; academische dans, moderne dans, jazz- en musicals, streetdance

      (grenzen tussen de verschillende genres zijn niet altijd even scherp te trekken)

  • Totaaltheater= theater+ film+ beeldende kunst

3.1 Toneel

Drie soorten

  • Tragedie of treurspel
  • Komedie of blijspel
  • Tragikomedie

Muziektheater= acteurs zingen of bespelen instrument

3.1.1 Toneel; hoe wordt het verhaal verteld?

Dramatisch conflict met een handelingsverloop

Verhaal kan op 3 manieren verteld worden:

  • Klassiek of traditionele opbouw
  • Scenische opbouw
  • Absurdische opbouw

Klassiek of traditionele opbouw

1.Expositie

2.Motorisch moment

3.Ontwikkeling

4.Climax

5.Afloop

3.1.2 Toneel ; plot en betekenis

  • Plot: korte inhoud van het verhaal

Betekenis van voorstelling kun je achterhalen door te kijken naar verwijzingen:

  • Ontwikkeling conflict
  • Personages
  • Tekst
  • Spel
  • Toneelbeeld: decor, kostuum, licht, geluid, etc.

Maak jouw eigen website met JouwWeb